Woensdagavond 5 februari
Simon brengt me naar het Antonius in Nieuwegein.

Ik ben nogal gespannen en het parkeergaragemonster kijkt me weer eens grijnzend aan als we de slagboom passeren. Het is lang geleden dat ik dat lelijke beest daar zag.
We nemen de trap naar de derde etage, naar de voor ons zo bekende afdeling. Ik krijg een bed in een kamer naast die waar het in 2016 allemaal begon. Zelfde kleuren, zelfde indeling.
Na Simon te hebben uitgezwaaid wacht ik zo lang mogelijk met omkleden en probeer wat te lezen: een Scandinavische triller maar het boeit me helemaal niet. De lichten zijn al uit als ik uiteindelijk toch maar in dat akelige ziekenhuisbed kruip.
Ondanks een slaappil en paracetamol lig ik de hele nacht wakker. Gesnurk, piepende infuussystemen, verplegers die fluisterend met zaklampjes langs de bedden van patiënten schijnen en de step van de vliegende nachtbrigade die af en toe in de gang voorbij suist.
Donderdagmorgen 6 februari: D-day
Ik wil me nog even lekker opfrissen maar het protocol is gewijzigd. Douchen voor een buikoperatie mag niet.
“Dan koelt u te veel af.” Dus wordt het wat flodderen met een washandje. Gelukkig heb ik gisteravond uitgebreid gedoucht. Dit keer geen blauw hemd met niet werkende sluitingen maar een soort jurk met een gezellig motiefje. Alle drukknoopjes doen het en de strik aan de achterkant voorkomt dat je in je blote billen terug naar je bed moet lopen. Een hele verbetering.
De spanning die ik niet alleen gisteravond maar al een week lang voelde lijkt nu toch veranderd in de mij zo bekende vechtmodus.
“Kom maar op want ik ben er nu klaar voor.”
Het is kwart over acht.
Twee vrijwilligers duwen mijn bed door de gang naar de lift.
Ik grap: “als jullie niet weten waar het is wijs ik de weg wel.”
Ineens maakt de vrolijkheid plaats voor een soort Déjà vu.
Eerst al die bekende afdeling en nu dan dezelfde gang, zelfde lift, zelfde deuren naar de voorbereidingsruimte, een bekend gezicht, zelfde vragen en handelingen. Alleen geen ruggenprik deze keer. Even komt er een rare gedachte in me op.
‘Begint alles nu weer van vooraf aan?
Ik heb toch wel de goede beslissing genomen?
Doe niet zo raar!
Laat los die onzin!’
Dan gaat het ineens als een sneltrein.
In de OK vraag ik snel of ik het matje mag zien wat in mijn buik geplaatst zal worden. Matje is eigenlijk niet de goede omschrijving, het is gewoon een MAT. Door het venster van de doos waarin het verpakt zit ziet het eruit als een grote tissue maar dan gemaakt van heel fijnmazig kunststof.
Er wordt een kapje op mijn gezicht geplaatst en ik krijg het advies aan iets prettigs te denken. Dat is niet zo moeilijk. Ik stel me voor dat ik een heel eind aan het zwemmen ben in een groot, glashelder meer omringt door hoge bergen. Canada natuurlijk. Mijn laatste gedachte: ‘ik ben in goede handen, het komt goed’ . En dan zwem ik zo’n twee uurtjes lekker door.
Het is alsof ik even lekker geslapen heb als ik ontwaak in de recovery. Ik voel alleen kleine pleisters op mijn buik zitten.
Dan moet het goed zijn gegaan. Wat een opluchting.
Terwijl ik twee perenijsjes verorber komt er een kleine optocht voorbij. Een couveuse voortgeduwd door een trotse maar ietwat bleke vader gehuld in OK-tenue. Patiënten, assistenten, van alle kanten klinkt: ‘Gefeliciteerd’. In de couveuse ligt een nog maar net uit de buik van de moeder verloste baby met mutsje op. Kort daarna volgt er opnieuw een pappa met nog zo’n klein poppetje in een couveuse. Lopende band werk hier!
Intussen weet Simon al veel meer dan ik:
Zodra ik terugkom op afdeling A3 geef ik de verpleegkundigen een high five. Fantastisch zoals zij nog de tijd vinden om met patiënten mee te leven. Simon is er ook al en laat mij het door hem verstuurde bericht lezen. Een breuk van 10 cm!
Alle twijfels die ik nog had om wel of niet een mat te laten plaatsen zijn direct weg. En ook geen spoor van nieuw slijmweefsel. Ik wil een gat in de lucht springen maar dat gaat nog even niet. Wat een bofkont ben ik toch.
Vrijdagmorgen 7 februari: Wegwezen
Mijn buik voelt, vooral als ik beweeg pijnlijk maar ik ben niet ziek. Omdraaien en opstaan uit bed gaat moeizaam maar het lukt.
Na het ontbijt kleed ik mij aan en maak demonstratief een
rondje door de gang. Als de zaalarts komt stel ik voor dat ik wel naar huis kan. “Tja, wel snel maar zo te zien bent u er klaar voor.”
Ik stuur een berichtje naar huis
‘Hoi, kom je me halen?’
Even blijft het stil.
Dan verschijnt de volgende tekst op mijn mobiel:
Dat meen je niet.
NIET NORMAAL!
Dr. B, MDL – Chirurg en mijn hoofdbehandelaarster komt om de hoek. Zodra ze mij ziet, aangekleed, een ingepakte tas en jas er bovenop verschijnt er een glimlach op haar gezicht:
“natuurlijk, ze gaat al weer naar huis”.
Het is net 12.00u als het parkeergaragemonster ons teleurgesteld nakijkt. “Lelijke engerd, het is je opnieuw niet gelukt om me heel lang in je donkere kerkers op te sluiten”.
Home sweet home.